Regelmatig zullen we stukjes uit oude nieuwsbrieven en Jewel Heart Magazine voor het voetlicht brengen. Gewoon, omdat sommige stukken inhoudelijk de moeite waard zijn om te herhalen, een ander licht kunnen werpen op onderwerpen die op dit moment ‘hot’ zijn, of omdat ze simpelweg grappig zijn om weer terug te zien, met de ogen van nu.
De spits wordt afgebeten met een stuk van de hand van Piet Soeters, een van de oprichters van Jewel Heart. Hij schreef het in 1994, ter ere van het uitkomen van het boek van Hélène van Hoorn: Een kaarsvlam in de tocht.
Een levende te midden van doodsoorzaken is als een kaarsvlam in de tocht
Voorjaar 1985 maakte iemand mij opmerkzaam op een affiche. Piet, dat lijkt me iets voor jou, een lang weekend Tibetaans boeddhisme. Oosterse filosofie had zeker mijn belangstelling, maar een boek van Han Fortmann was toch weer wat anders dan het liggen aan de voeten van ene Tibetaanse goeroe Gelek Rinpoche in een boeddhistisch klooster tussen Maas en Waal. Dus eerst maar eens gebeld naar een zekere Hélène van Hoorn, wier telefoonnummer ter informatie vermeld was. Een wat hese, sensuele stem, naar later bleek behoorlijk doorrookt, haalde mijn angsten weg voor wereldvreemd ascetisme. Mijn scepsis werd bovendien serieus genomen. De geruststellende mededeling: 'Als je met vragen zit, dan klamp je die dikke juffrouw maar aan, die kettingrookt.' haalde me definitief over de streep. De drie hoofdzaken van het pad, onderwezen door een vriendelijke, goedlachse Gelek Rinpoche deden de rest. Daar werd de Boeddhistische Studie- en Meditatiegroep geboren.
Marxistisch gepokt en gemazeld op de Rode Universiteit in Nijmegen bleek ze het ingegoten scepticisme tegen alles wat 'gevestigde orde' werd genoemd, nimmer prijs te hebben gegeven. Na een geëmotioneerde en diepgrijpende overgang tijdens een vakantie in India naar het boeddhisme, welke voor haar het karakter van 'eindelijk thuiskomen' droeg, richtte ze haar revolutionaire elan naar binnen, om haar eigen innerlijke 'gevestigde orde' overhoop te halen. Ze had zich 'uiteen te zetten met...', zoals ze het noemde. Dat was een letterlijke strijd. Ze had niet steeds de winnende hand, dan was ze moeilijk, soms zelfs verbeten voor zichzelf en ook voor anderen. Moegestreden na zo'n periode dook ze voor een aantal dagen onder bij haar vriendinnen in Amsterdam, waar ze al rokende en kaartende en met een slok uit de fles weer de spirit terugvond om door te gaan met datgene waar ze zich allemaal mee uiteen te zetten had. En dat was heel wat in de filosofie waar ze voor had gekozen.
Voornaamste thema hierin voor haar was dood en vergankelijkheid. Ze was hiermee voortdurend geoccupeerd en zoals blijkt al vanaf haar vroege jeugd. Haar vader overleed onverwacht toen ze veertien was, dit moet wel diep ingegrepen hebben, ze was enige dochter, daarna naar aanleiding van een brommerongeluk een schedelbasisfractuur en tenslotte een kwaadaardig melanoom toen ze drieëntwintig was, telkenmale confrontaties met het einde.
Ze had een soms morbide verhouding met de dood: in vakantieplaatsen bezocht ze altijd de begraafplaats en in haar uitingen bleek ze niet zo aan het leven te hangen. Pas bij haar laatste confrontatie met het dreigende einde, toen het haar duidelijk werd dat dit de finale krachtmeting zou gaan worden, werd ze zich ervan bewust dat ze eigenlijk wel wilde leven, dat ze nog niet dood wilde. Het hoeft dus niemand te verrassen dat ook haar wetenschappelijk werk zich zou aansluiten bij het thema dat als een leitmotiv door haar leven loopt.
Het onderzoeksonderwerp 'Dood en vergankelijkheid binnen het Tibetaans boeddhisme' werd na jaren hard werken erkend door de overheid als voldoende belangwekkend om financieel ondersteund te worden. Een heel belangrijke uitverkiezing voor Hélène, want ze leefde tot dan van een uitkering. Nu kon ze beginnen als wetenschappelijk medewerkster aan de universiteit en de noodzakelijke studiereizen naar Amerika en Hamburg ondernemen. De laatste hand aan haar proefschrift werd echter, ironie van het lot, in feite haar laatste levensetappe. Dat waarover ze tot dan schreef, moest ze nu daadwerkelijk in praktijk brengen. Ze deed het bewonderenswaardig, haar project is in die zin dus toch geslaagd. Ze verzocht de vrienden aan haar sterfbed om datgene wat uitgegeven kon worden, klaar te maken voor uitgave na haar dood.
En nu is het dan zover, de laatste hand is gelegd, de uitgave is gereed. Een drietal inspirerende klassieke Tibetaanse teksten over de dood, met een uitvoerige inleiding van Hélènes hand komt dit voorjaar uit. Ze zijn door Hélène vanuit het Tibetaans vertaald in het Engels en door ondergetekende voor deze uitgave naar het Nederlands. De teksten hebben een grote impact, ze zetten je aan het denken. De erin voorkomende verzen, in het Engels niet langer in versvorm, maar in deze vertaling weer wel, zijn evocatief. De drie klassieke teksten zijn: het gedeelte over de dood indachtig zijn uit de Lam rim chen mo van Je Tsong Khapa (1357-1419), een korte tekst geschikt voor meditatie uit de Lam rim myur lam van de Tweede Panchen Lama (1663-1737) en het gedeelte over de dood uit de legendarische 24-daagse lessencyclus van Pabongka Rinpoche (1878-1943). De publicatie is uniek, deze teksten zijn niet eerder in het Nederlands vertaald en gaan bovendien over een essentieel thema in het boeddhisme: de vergankelijkheid.
In het perspectief van het einde gaan onze waarden verschuiven en geven het leven diepere zin. Hélène heeft het ervaren en legt er hier postuum getuigenis van af.
Moeilijk te verkrijgen en zo kort
en vermengd met zoveel pijn,
wordt het leven uitgewist
als woorden in water geschreven.
Piet Soeters
Het boek van Hélène van Hoorn, Een kaarsvlam in de tocht, is te leen bij de bibliotheek van Jewel Heart.
Het boek is enkel nog tweedehands te koop (ISBN 9061684110).