Het is kil en somber als ik mijn fiets bij begraafplaats Jonkerbos in het rek zet. Ik ben de enige. Ook de grote parkeerplaats is leeg. Ik vind het prettig om alleen te zijn.
Dit is nou de zevende begraafplaats die ik bezoek op mijn rondgang en het begint te wennen om ongestoord samen te zijn met de doden. Al heb ik niet het gevoel dat het me al heel diepe inzichten heeft verschaft in de vergankelijkheid. Ik ga het steeds parmantiger vinden hoe wij doden onder een steen leggen. Het lijkt alsof de dood niet getolereerd wordt. Er moet iets tastbaars achterblijven. Met een schier onverwoestbare steen garanderen we dat. Maar na tien jaar wordt het graf geruimd… De stoffelijke resten gaan naar een knekelput. Wat gebeurt er dan met zo’n steen? Wordt die hergebruikt? Misschien wordt op de achterkant wel de naam van een ander gegraveerd, met dezelfde schijn van eeuwigheid, en ligt die steen straks op een ander graf?
Jonkerbos is een grote begraafplaats. De voornaamste graven liggen langs de hoofdpaden. Kapitale stenen voor rijke of zeer gemiste personen. Er is hier zelfs een heus XXL tweepersoonsbed, van marmer wel te verstaan. De man ligt er al in. Op zijn kant van het bed staat zijn portret. Opgewekt kijkt hij de wereld in, vereeuwigd in zijn beste jaren: een vriendelijke man in een ruitjesbloes, wachtend tot zijn geliefde eega ook onder de dekens kruipt. Hoe zou zijn vrouw eruitzien? Als ik hier over een paar jaar terugkom, staat haar fotootje misschien fris naast hem te glimmen.
Ik ben maar een toerist hier, een voorbijlopende bezoeker in een stil park. In het oude India waren het onaanraakbaren, verstotenen van de samenleving, die hun leven op de knekelvelden doorbrachten. Het uitschot van de samenleving leefde tussen de doden en voedde zich met het voedsel dat mensen voor de doden offerden. Een macabere wereld waar de grenzen van het normale en betamelijke op alle fronten werden overstegen. Niet voor niets waren de begraafplaatsen geliefde plekken voor monniken om te mediteren. Padmasambhava ontmoette hier de hemelbestormende dakini’s die hem op zijn transcendentale tocht zouden begeleiden.
Ik zou eigenlijk ook een tijdje moeten kamperen op een begraafplaats, om echt voorbij de grenzen van het conventionele, dagelijkse bestaan te komen. Er is hier vast nog wel een plekje te vinden voor een tentje. Maar nee, ik ga zo meteen lekker een kopje soep eten in mijn warme huisje boven op de heuvel. Ik verheug me er nu al op. De koude doden laat ik graag achter op hun kille akkertje. Ik blijf toerist.
Mijn aandacht wordt getrokken door een sierlijke steen. ‘We hadden je innig lief, maar mochten je niet behouden’ staat erop. De vrouw is op 68-jarige leeftijd overleden. Haar man is er twee jaar later bij gelegd. Het zinnetje maakt me intens verdrietig. ‘We mochten je niet behouden…’ Als een ondeugend kind van wie het favoriete speelgoed is afgepakt. Het voelt als een protest tegen het leven zelf: Waarom kan alles niet gewoon blijven? Waarom moeten we ouder worden, waarom moeten we sterven en waarom mogen onze kinderen niet eeuwig jong blijven? Waarom kan alles niet blijven zoals het is! ’s Avonds na het journaal een leuke show op televisie met Matthijs van Nieuwkerk, de koelkast gevuld en benzine in de tank. Altijd…
Zo ervaar ik die stenen met namen en herdenkingsteksten steeds meer als een vorm van verzet. Onheus verzet tegen de voortgang van de tijd. Namen die herinneringen oproepen aan iets dat of iemand die er nooit meer zal zijn. Alsof je van muziekstukken alle titels opschrijft zodat ze niet verloren gaan… Wil je de titel van een muziekstuk bewaren als je de muziek niet meer kunt horen? Tja, voor het archief, voor de volledigheid natuurlijk. Het is goed voor de geschiedschrijving om te weten dat Schubert nog veel meer muziek heeft gecomponeerd dan de ons bekende stukken. Maar het is ook allemaal een manier om het verleden vast te houden als vaststaand deel van het heden. Het wordt vastgelegd in statische canons. En eigenlijk vind ik die serieuze grafstenen net zoiets: pogingen om te fixeren wat vluchtig is, om vast te houden wat ons als los zand door de vingers glipt.
Ik staar naar het graf. Jullie mochten haar niet behouden… Liefde, onmachtig om te behouden. Ik zal afscheid nemen van al mijn vrienden, mijn familie. Ik zal mijn moeder nooit meer zien, zal nooit meer met haar naar de film gaan. Het verleden is een toornig monster dat met zijn grote bek alle onderscheidingen verzwelgt en alle dualisme verteert. Het is moeilijk om dat te ervaren als vrijheid. We willen koesteren waar we gehecht aan zijn. We willen het ons niet laten afnemen. Maar ‘we mochten het niet behouden…’
Mijnheer Spinner
Een bezoek aan een begraafplaats is een kleine ontmoeting met de vergankelijkheid. Dit 'Spinsel' is het zevende in een serie van acht. De verteller, mijnheer Spinner, maakt een rondgang langs acht begraafplaatsen, net zoals de Tibetaanse mandala’s vaak worden omringd door ‘de acht begraafplaatsen’. Hij deelt met ons zijn ervaringen, spint een web van beelden en betekenissen en roept graag vragen op die niet zomaar een eenduidig antwoord hebben. Iedereen is dan ook van harte uitgenodigd om een gedachte, associatie of ondervinding als reactie te plaatsen.
Spinsel 1: Groesbeek
Spinsel 2: Rustoord
Spinsel 3: De Oude Begraafplaats
Spinsel 4: De mooiste begraafplaats
Spinsel 5: Een vergissing
Spinsel 6: Begrafenis voor een begraafplaats
Spinsel 8: Beek
Als je wilt reageren, vergeet dan niet je naam te vermelden,
behalve als je graag anoniem wilt blijven.