In zijn rondgang langs acht begraafplaatsen bezoekt Otto Spinner deze keer de Stenenkruisstraat. De teleurstelling die hem daar te wachten staat, zet hem aan het denken over de manier waarop wij de doden gedenken.
Begraafplaats Stenenkruisstraat
Langs de Prins Bernhardstraat, midden in het Julianapark, ligt begraafplaats Stenenkruisstraat. Tegenwoordig moet je naar de andere kant van de Prins Bernhardstraat om het restant van de Stenenkruisstraat te vinden. De straat is overigens niet vernoemd naar de stenen kruizen op de begraafplaats, maar naar het verdedigingswerk dat hier vroeger lag.
In de tijd dat Nijmegen nog ommuurd was, lag hier de voornaamste begraafplaats van de stad. Toen Nijmegen aan het eind van de 19e eeuw haar vestingwallen mocht slechten, de forten en schansen mocht afbreken en het lege schootsveld aan de zuidkant van de stad bebouwd mocht worden, is deze grote begraafplaats gesloten en grotendeels geruimd. Er is niet veel van overgebleven. Alleen het voorname protestante smaldeel van de hier begraven goegemeente bleef onaangeroerd. Er moeten nog een aantal zeer oude en voorname graven te vinden te zijn van vooraanstaande figuren uit de Nijmeegse geschiedenis, zoals de oud-burgemeesters vader en zoon Bijleveld, onder wie de grote stadsuitleg na het slechten van de muren is uitgevoerd. Ook mijnheer In de Betouw, de rechtsgeleerde die de Karolingische kapel op het Valkhof van de sloophamer heeft gered, moet hier liggen.
Er is een stevig hek omheen gezet. En de poort is op slot. De begraafplaats blijkt alleen nog toegankelijk op open monumentendagen. Dat wist ik niet. Ik ben hierheen gekomen voor een middagje mijmeren tussen onze ten hemel gevaren voorgangers. Ik heb mijn fiets tegen het hoge hek gezet en sta nu zinloos aan de poort te rammelen. Het hek is onverbiddelijk: Geen toegang. Ik voel verzet in me opborrelen, verontwaardiging: Hoezo niet toegankelijk? Waarom is dit hier dan? Wat heb je aan een afgesloten begraafplaats?
Tijdens ons leven willen we ‘gezien’ worden. Na ons overlijden willen we niet vergeten worden. Veel mensen vinden het fijn om een plek te hebben waar ze een dierbare overledene kunnen gedenken. Boeddhistische stupa’s zijn niet anders. De aanwezigheid van een beetje overblijfsel van een tulku, geshe, grote leraar, maakt zo’n stupa tot bijzondere plek, waar je eerbied aan betoont door er in de richting van de klok omheen te lopen.
Niets is heilig van zichzelf. Het is onze omgang ermee die het heilig maakt. Als we niet met de klok mee zouden lopen, zou zo’n stupa al snel niet veel meer dan een markant bouwseltje zijn. Bij het graf van Edith Piaff in Parijs staan steeds weer verse bloemen. Dat maakt haar ook heilig. Wij maken haar heilig met onze bloemen; eigenlijk maken we de nagedachtenis aan de zangeres heilig. En zo doen wij dat met de leraren uit de boeddhistische overleveringslijn en alle groten die ons zijn voorgegaan. We maken hen heilig door de nagedachtenis (aan hun daden) levend te houden. Omdat zij de wereld waarin wij leven hebben gemaakt tot wat hij is. Dat voelt logisch en terecht.
Laatst werd Josephine Baker bijgezet in het Franse Panthéon van nationale helden. (Althans: ze kreeg een steen, want haar lichaam ligt in Monaco. Er werd een lege kist bijgezet.) Mooi natuurlijk dat deze vrouw alsnog de erkenning krijgt die ze tijdens haar leven nooit heeft gehad. Alsof zo nog goedgemaakt kon worden wat deze zwarte vrouw tijdens haar leven was ontzegd.
Door het hek zie ik de graven liggen: voor mij onbereikbaar. Maar op monumentendag mag ik erbij; de herinnering aan het oude grafveld wordt, zij het in comateuze toestand, levend gehouden. Ik ben één keer in de richting van de klok om het afgesloten veldje gelopen, al moet ik eerlijk zeggen dat dat niet uit eerbied was. Een begrafenis voor een begraafplaats, met mij als enige bezoeker. Over de Bijleveldsingel rij ik met een leeg gevoel terug naar huis, in de wetenschap dat zijn naamgever (vader of zoon?) achter een hoog hek ligt en onder een dikke steen. Veilig opgeborgen.
Mijnheer Spinner
Een bezoek aan een begraafplaats is een kleine ontmoeting met de vergankelijkheid. Dit 'Spinsel' is het zesde in een serie van acht. De verteller, mijnheer Spinner, maakt een rondgang langs acht begraafplaatsen, net zoals de Tibetaanse mandala’s vaak worden omringd door ‘de acht begraafplaatsen’. Hij deelt met ons zijn ervaringen, spint een web van beelden en betekenissen en roept graag vragen op die niet zomaar een eenduidig antwoord hebben. Iedereen is dan ook van harte uitgenodigd om een gedachte, associatie of ondervinding als reactie te plaatsen.
Spinsel 1: Groesbeek
Spinsel 2: Rustoord
Spinsel 3: De Oude Begraafplaats
Spinsel 4: De mooiste begraafplaats
Spinsel 5: Een vergissing
Spinsel 7: Begraafplaats Jonkerbos
Spinsel 8: Beek
Als je wilt reageren, vergeet dan niet je naam te vermelden,
behalve als je graag anoniem wilt blijven.