In 2022 is het vijf jaar geleden dat Gelek Rimpoche is overleden, op 15 februari 2017. Dit artikel is het tweede van drie stukken over het leven van Rimpoche, over zijn jeugd en opleiding in het oude Tibet, de vlucht naar India en zijn wilde jaren daar, en de periode van lesgeven in het Westen. Deze tekst verscheen in 2004 in het boeddhistische kwartaalblad Tricycle en later als vertaling in de Jewel Heart Nieuwsbrief. Het is afkomstig van de hand van schrijfster Jane Ratcliff, die sinds 1995 onder Gelek Rimpoche studeerde. Vanwege de lengte zal het artikel in twee delen verschijnen en is het ook enigszins ingekort.
Nieuwsgierige buitenstaanders bekijken hem soms met een bepaalde scepsis. In de betrekkelijk formele wereld van het Tibetaans boeddhisme, dat geworteld is in het kloosterleven, is het vrij ongebruikelijk een lama tegen te komen die drinkt, die gerookt heeft, seks heeft gehad en die al jaren geleden zijn monniksgeloften teruggaf. Tibetaanse lama's horen een monnikspij te dragen en op een hoge troon te zitten. Ze horen niet rond te lopen in spijkerbroek, zoals Gelek doet, of de hoogverheven leer te illustreren met voorbeelden uit Matlock of Days of our lives.
Daarom zijn de meningen verdeeld over de vraag of hij juist een groot man is die het boeddhisme in leven houdt door het aan te passen aan de westerse gevoeligheden, of dat hij een ketter is en een charlatan; een leraar die te veel van het volk is geworden.
Gelek Rimpoche zelf zal ook bevestigen dat hij vaak op het randje balanceert. "Ik probeer zo liberaal mogelijk te zijn zonder de boeddhistische wetten te overtreden", zegt hij. "Ik probeer alle mazen te gebruiken die ik kan vinden." Wat je mening over hem ook mag zijn, in ieder geval staat het buiten kijf dat zijn onconventionele manier van het verspreiden van de dharma – de methodologie van de mazen – hem een drijvende kracht heeft gemaakt achter een uniek soort westers boeddhisme.
Het luxe leven
Gelek Rimpoche maakt deel uit van een handjevol lama's die woonachtig zijn in Amerika en opgeleid in de kloosters van het Tibet van vóór de Chinese invasie van 1951. Hij werd in 1939 geboren in Lhasa en groeide op in een van de meest welgestelde families van Tibet. Geleks vader, Demo Rimpoche, was een gezien man. Zijn kundigheid als ziener was over het hele land bekend en mensen kwamen van heinde en ver om zijn raad vragen. De familie woonde in een enorm huis in Lhasa, maar Gelek bracht zijn jonge jaren door in een grot met zijn verzorger.
Hij herinnert zich: "Het was een heel comfortabele en moderne grot." Inderdaad, deze ‘grot’, zo'n kleine 10 kilometer ten noorden van Lhasa in de bergen gelegen, had vier kamers, verschillende bedden met dikke matrassen ("Dit was echt het luxe leven!"), twee altaren, een raam van glas en een deur van glas, een open binnenplaats die grensde aan de keuken, een ingebouwd toilet en stromend water uit een pijp afkomstig van een hoger gelegen bron.
Op de leeftijd van vier jaar, na uitgebreide zoektochten en diepgaande proeven, werd hij erkend als een gereïncarneerde lama en werd hij meegenomen naar het prestigieuze Drepung Loseling-klooster aan de rand van Lhasa, waar hij studeerde bij de grootste geleerden van Tibet. Toen was hij al een deugniet die vaak in de problemen raakte. In het klooster was het niet ongebruikelijk om leerlingen te slaan, en Gelek vertelt wel dat hij op een keer zo'n pak slaag kreeg dat hij dagenlang niet op zijn paard kon zitten.
Toch blonk hij uit in zijn studie en behaalde hij zijn geshe-graad (het equivalent van een doctorsgraad in de theologie) in de helft van de twintig jaar die er normaal voor nodig zijn. In die tijd leerde hij meer dan tienduizend teksten uit zijn hoofd. Vandaag de dag, een halve eeuw later, slaagt hij er nog steeds in om ontelbare passages uit het hoofd te citeren en trakteert hij zijn publiek vaak op spontane vertalingen.
Zijn opleiding in het Drepung-klooster eindigde abrupt toen in 1959 de bezetting door de Chinezen steeds hardhandiger en onderdrukkender werd. Na de opstanden van dat jaar, waarbij honderdduizenden Tibetanen vermoord of gevangen gezet werden, sloot Gelek zich aan bij de exodus van Tibetanen die hun vaderland verlieten en over de bergpassen van de zuidelijke Himalaya naar India, Nepal, Bhutan en Sikkim trokken. Het was een gevaarlijke tocht. Van de groep van achtentwintig waarmee hij vertrok, bereikten slechts hijzelf, zijn twee assistenten en tien anderen India. "Sommigen werden gearresteerd, sommigen werden teruggehaald door de Chinezen en anderen eindigden in de gevangenis. Er waren er ook die onderweg stierven."
Vergankelijkheid
Geleks ouders slaagden er niet in om met hun zoon te vluchten. Vanwege zijn vaders belangrijke maatschappelijke positie en zijn moeders aristocratische achtergrond werden ze te veel in de gaten gehouden om weg te kunnen komen. Zijn moeder werd samen met verscheidene andere vrouwen onder huisarrest geplaatst. Ze werd door de Chinezen vreselijk wreed behandeld: dagelijks werd ze door haar kamer gesleept aan een armband die ze niet af kon doen. Toen ze er uiteindelijk met heel veel pijn in slaagde de armband van haar pols te verwijderen, werd ze aan haar lange zwarte haar rondgesleept, totdat het allemaal uitgetrokken was. Ze werd regelmatig geslagen, werd slecht gevoed en men onthield haar slaap. Tijdens haar gevangenschap probeerde ze meerdere malen zelfmoord te plegen – een taboe in het boeddhisme. Drie dagen na haar vrijlating stierf ze, totaal in de war.
Hoewel Geleks vader met regelmaat in het openbaar geslagen werd, overleefde hij zijn beproeving. In 1973 stierf hij in Tibet een natuurlijke dood, op 72-jarige leeftijd. Geleks drie broers bleven in Tibet, maar zijn zuster heeft zich onlangs gevestigd in Washington D.C.
Gelek Rimpoche spreekt vaak over zijn ouders, met name over zijn vader. Aan de manier waarop hij over hem spreekt, is duidelijk zijn respect voor zijn vader te horen. Slechts zelden zal hij echter vertellen over hoe zijn ouders mishandeld werden. Als hij dat doet dan verandert zijn stem, verdwijnt zijn lach en zijn zijn ogen niet langer gericht op zijn publiek maar blijven ze rusten op zijn handen.
In het boeddhisme ligt er een sterke nadruk op vergankelijkheid; het lichaam is slechts de houder van het bewustzijn, dat steeds voortgaat. Waarschijnlijk is het ook deze overtuiging die Gelek door moeilijke en pijnlijke situaties leidt – met name het verlies van zijn vaderland en het verlies van zijn ouders – met een gemak en een gebrek aan wanhoop die tegelijkertijd shockerend en inspirerend is.
Geen kick
Toen Gelek begin 1959 de grens met India over trok, was hij negentien jaar oud en vrijwel volkomen berooid, en had hij zijn hele leven doorgebracht in een grot of klooster in het oude Tibet. Hij vertelt altijd dat dit net was als opgroeien in de zeventiende eeuw. In India behoorde hij tot een groep van zestien monniken die uitgekozen werden om hun studie voort te zetten met enkele van de grootste meesters uit de Tibetaanse traditie, waaronder Ling Rinpoche en Trijang Rinpoche, de voornaamste leraren van Zijne Heiligheid de Dalai Lama.
In 1964 ging hij in het kader van een uitwisselingsprogramma naar de Verenigde Staten, naar Cornell University, waar hij voor het eerst kennismaakte met het Westen.
Later, toen hij weer terug in India was, werkte hij voor All India Radio en hielp hij Tibet House in Delhi oprichten, een tussenschakel tussen de Tibetaanse cultuur en de rest van de wereld. Ook maakte hij tussen 1961 en 1967 deel uit van de Tibetaanse regering in ballingschap in Dharamsala (Noord-India), waar hij een belangrijke rol speelde op het terrein van religie, onderwijs en cultuur.
Vanwege zijn ervaringen in India en ook die korte periode in de Verenigde Staten, raakte hij er steeds meer van overtuigd dat een bestaan als monnik niets voor hem was. "Ik heb nooit een rebelse puber kunnen zijn en verlangde sterk naar een leven buiten de monnikskleren." Toen hij vijfentwintig was liet hij het monniksleven officieel achter zich. Daarna volgde een periode die je zou kunnen omschrijven als jeugdig onbezonnen experimenteren: hij dronk, rookte, probeerde hasj en bezocht nachtclubs. Terugkijkend zegt hij dat hij er eigenlijk niets aan heeft gehad:
"Eigenlijk verschilde het niet veel van het leven als monnik. Ik kan drinken en roken, maar ik krijg daar geen kick van en word er ook niet gelukkig van. Het is vrijwel hetzelfde, behalve dan dat je met vrouwen naar bed kan."
Toen Gelek al verscheidene jaren in India woonde, begonnen zijn leraren druk op hem uit te oefenen om zijn verantwoordelijkheid te nemen als dharmaleraar. In het begin deed hij dit met tegenzin, maar al snel begon het woord de ronde te doen over zijn diepgang en zijn talenten als leraar, en werd hij steeds vaker benaderd door studenten. Aan het eind van de jaren zeventig moedigde de Dalai Lama hem aan om zich in het Westen te vestigen en daar les te gaan geven. Hij kreeg een baan als onderzoeksconsulent aan de Case Western Reserve University in Ohio en begon Tibetaanse les te geven aan de University of Michigan in Ann Arbor. Daar werd in 1988 het eerste Jewel Heart-centrum opgericht. De eerste jaren van het centrum waren mager; om de organisatie te bekostigen hielden de studenten rommelmarkten waar ze van alles verkochten, van grasmaaiers tot slipjes. Gelek vertelt graag dat Jewel Heart van de grond kon komen dankzij het verkopen van ondergoed.
Het leven in Amerika past goed bij hem en hij zegt zich er echt thuis te voelen. In 1995 werd hij Amerikaans staatsburger en nadat hij jarenlang de politiek op de voet had gevolgd, kon hij eindelijk ook stemmen.
Nachtbraken
Van nature is Gelek Rimpoche een nachtbraker, maar in de praktijk is hij meestal gedwongen om vroeg op te staan. Hij krijgt niet bijzonder veel slaap. Hij staat rond zes uur op, zegt zijn gebeden (wat vaak enkele uren duurt), ontbijt en begint dan de dag, waarin hij continu voor iedereen beschikbaar is die zijn hulp nodig heeft. Dat gaat in de vorm van telefoontjes, mensen die hem thuis of op kantoor komen bezoeken (op beide plaatsen staat zijn deur altijd open); hij houdt lezingen in Jewel Heart, en verder reist hij naar centra waar hij uitgenodigd wordt om te spreken.
Als hij het vermoeiend vindt, dan laat hij dat nooit merken. Zijn leerlingen vragen echt alles aan hem; van bewijs dat karma bestaat tot advies over of degene waar ze een oogje op hebben wel de ware is, en als dat het geval is, hoe ze het dan aan moeten pakken. "Iedereen heeft een goede reden waarom ze [mij willen spreken], dus ik doe wat ik kan", zegt Gelek. "Wanneer ik lezingen en voordrachten geef word ik er niet echt moe van, maar wanneer ik een-op-eengesprekken heb, dan vind ik dat hoogst vermoeiend. Ik weet niet waarom. Het vraag zo veel energie..."
Gelek lijkt geen spijt te hebben van zijn beslissing het kloosterleven te verlaten, en voor zijn leerlingen komt zijn aantrekkingskracht ook gedeeltelijk voort uit het feit dat hij een werelds leven leidt en hun problemen kent en zelf ook beleeft. "Hij is een ongewone leraar", zegt componist Philip Glass, een trouwe leerling. "Op de eerste plaats leeft hij niet meer als een monnik. Ik denk dat dat veel mensen aanspreekt. Hij laat alle ceremonie los en ontmoedigt al het neerbuigen voor de goeroe. Je zou dus kunnen zeggen dat, meer dan enige andere oosterling die ik ooit tegengekomen ben, hij het gedrag van leraren en leerlingen heeft overgenomen zoals dat bij ons gebruikelijk is. Hij benadrukt dat hij een leek is, een gewoon iemand. Als je een leraar hebt die monnik is en een celibatair leven leidt, kun je het idee hebben dat je nooit zult bereiken wat hij heeft bereikt of nooit zal kunnen leven zoals hij dat doet. Met Rimpoche speelt dat niet."
Copyright 2004, Jane Ratcliff
Vertaling: Inge Eijkhout
Zie ook:
Over het leven van Gelek Rimpoche
Gelek Rimpoche, een ongewone lama (deel 2)
Als je wilt reageren, vergeet dan niet je naam te vermelden,
behalve als je graag anoniem wilt blijven.